Schone Bol en Schone Grond: Innovatieve systeemaanpak van Fusarium in bollen
Samenvatting project
De schimmel Fusarium is een groot probleem in bloembollen. De veroorzaakte ziekten leiden jaarlijks tot miljoenen euro schade in teelt en handel. Het Schone bol en Schone grond-project volgt een systeemaanpak en onderzoekt pathogeen, bol, grond en meerjarige teeltsysteem om een vernieuwd duurzaam integraal teeltsysteem te ontwikkelen zonder gewasbeschermingsmiddelen, waarin op slimme wijze gebruik wordt gemaakt van de zwakke punten van het pathogeen en sterke punten in de teelt.
Doel van het project
Dit onderzoek richt zich op een verbeterde systeemaanpak van Fusarium in de verschillende bollenteelten, waarbij bestaande kennis en nieuw onderzoek naar Fusarium in de verschillende bollenteelten worden geïntegreerd tot een verbeterd integraal teeltsysteem. Daarbij wordt ingezet op meer kennis over de pathogenen, die specifiek zijn voor hun gastheer en hoe deze uit de bollen, de grond en de hele gewasrotatie te weren. Hierbij worden meerdere bollenteelten in de open teelt (met name tulp, lelie, narcis, hyacint) meegenomen om tot gezamenlijke oplossingen te komen die voor de verschillende teelten bruikbaar zijn.
Motivatie
De huidige bloembollenteelt in Nederland moet veranderen om te blijven voldoen aan de maatschappelijke eisen omtrent milieu-duurzaamheidsnormen en tegelijk weerbaar en robuust zijn voor wat betreft de bedreiging door pathogenen. Voor de bestrijding van de pathogeen Fusarium zijn een aantal kernfactoren daarom essentieel om op te helderen zoals adequate identificatie van de betreffende (huidige) pathogenen per bolgewas, kennis over drempelwaardes en inoculum concentraties in het veld en hoe die beïnvloed worden door teelt-gerelateerde maatregelen zonder gebruik van middelen, overleving in andere planten en in bollen zelf zodat deze niet als pathogeenvector dienen en zo schone velden te besmetten in de volgende teelt of in de handel.
Geplande resultaten
Beoogde concrete resultaten voor de partners en gebruikers zijn:
• Inventarisatie van in de praktijk aanwezige pathogene Fusarium soorten en fysio’s per bloembolgewas en van de genetische achtergrond van hun pathogeniciteit.
• Ontwikkeling van kwantitatieve diagnostische tests voor teelt-specifieke Fusarium pathogenen, geschikt voor het testen van bloembollen, gronden, reservoirplanten en andere (uitgangs)materialen in de praktijk.
• Beheersingsmogelijkheden in de bol op grond van biologische middelen, die in andere teelten veel belovend bleken en ozon.
• Meer kennis over drempelwaardes voor de aanwezigheid van Fusarium in bollen en op velden, gebaseerd op de te ontwikkelen kwantitatieve diagnostische tests en praktijkobservaties tijdens de teelt en bewaring, om een praktische teeltrichtlijnen te ontwikkelen voor de praktijk.
• Overzicht van de effecten van geteste teelt-gerelateerde maatregelen die de pathogeendruk in het veld en bol positief of negatief beïnvloeden.
• Aanbevelingen voor het verhogen van de bodemweerbaarheid en groeibevordering door het gebruik van nuttige micro-organismen (o.a. biofungiciden) en het stimuleren en sturen van de natuurlijke weerbaarheid door toepassing van organische (rest-)stromen.
• Tezamen vormen de resultaten een eerste geïntegreerd gewas-management (Eng: Integrated Crop Management, ICM) systeem voor de beheersing van Fusarium in de verschillende bollenteelten (Figuur 1).